Abstract
Sexual intercourse without marriage; reflections from natural revelation. The Western Church, following in the footsteps of Tertullian, Augustine, and Thomas Aquinas, teaches that God’s will can be derived from creation and the way God rules the world. In the Protestant tradition this is reflected in the Dutch Creed (Confessio Belgica, art. 2) and in the first part of Calvin’s Institute. This article applies this paradigm to the field of traditional Christian ethics in the context of the 21st century, post sexual revolution and the technological developments that hastened it. It specifically addresses the appropriateness of sexual intercourse without marriage and explores whether the paradigm of natural revelation may still apply post sexual revolution. This article argues that social and psychological research confirms traditional Christian teachings and, from the notion of natural revelation, makes a meaningful contribution to the ethical reflection on this subject.
Contribution: This article contributes to the theological reflection on the appropriateness of sexual intercourse before marriage when ultimately a lifelong marriage commitment (with each other or a different partner) is regarded as a long-term goal in life. This contribution derives its conclusions not from the Bible, but uniquely restricts its arguments from the perspective of natural theology on the basis of the data that recent sociological research provides.
Keywords: premarital sex; virginity; natural revelation; sexual ethics; relationship.
Inleiding: Seksualiteit in context
De Westerse Kerk leert in het voetspoor van Tertullianus, Augustinus en Thomas van Aquino dat Gods wil af te leiden is uit de schepping en de manier waarop God de wereld regeert. In de protestante traditie reflecteert deze visie in de Nederlandse Geloofsbelijdenis (Confessio Belgica, art. 2) en in het eerste deel van Calvijns Institutie. Daarbij valt op dat Gods wil allereerst op deze wijze gekend wordt. Calvijn, maar ook reformatoren als Zwingli, leerden een nauwe relatie tussen de lex naturae en de oorspronkelijke schepping als reflectie van het karakter van God (Schilder 1951:123). Dat natuurlijke Godskennis niet beperkt is tot een apologetisch bewijs voor het bestaan van God blijkt reeds bij de apostel Paulus. De basis van zijn natuurlijke theologie in Romeinen 1–3 is diepgaand ethisch van aard. De discussie in deze hoofdstukken betreft het seksueel gedrag van mensen die op grond van de openbaring van Gods scheppingsbedoeling in de natuur hadden kunnen weten dat hun gedrag verkeerd was (vgl. Haines 2021:188). Het gaat in deze bijdrage dus om natuurrecht in oudchristelijke zin, waarbij natuurrecht een scheppingsmatig uitvloeisel is van natuurlijke openbaring en Godskennis. Dit moet onderscheiden worden van latere vormen van seculair natuurrecht zoals die sedert Hegel ontwikkeld zijn.
Dit artikel past het confessionele paradigma van lex naturae en natuurlijke openbaring van Gods wil in de schepping en onderhouding van alle dingen toe op het veld van de traditionele Christelijke ethiek in de context van de 21ste eeuw van na de seksuele revolutie en de technologische ontwikkelingen die deze bespoedigden. Hierbij staat de vraag naar de wenselijkheid van seksuele gemeenschap zonder huwelijksband centraal.
Reeds in 1934 publiceerde Oxford University Press een diepgaande studie van antropoloog James Unwin. Dit boek Sex and culture (Unwin 1934) laat zien dat liberaal seksueel gedrag het einde van beschavingen inluidt, terwijl strenge regels en terughoudendheid op dit gebied juist leiden tot grotere culturele prestaties. Geslachtsgemeenschap zonder huwelijk is een teken dat de samenleving verzwakt en een cultuur op instorten staat. Daarbij functioneert vooral de vrouw als hoedster van de moraal. Sex and culture kan geen apologetisch bijoogmerk verweten worden, want Unwin was een overtuigd atheïst.
Vanuit traditionele moraal beschouwd, is bij seksueel gedrag niet slechts de persoonlijke behoeftebevrediging leidend, maar wordt ook het maatschappelijk welzijn van de betrokkenen, en het mogelijke kind waartoe de seksuele activiteit kan leiden, verrekend. Seksualiteit is derhalve een sacrale activiteit, omdat dit Gods geschapen middel is om menselijk leven te wekken en de mensheid voort te zetten. Daarbij ontstaat een menselijke ziel voor de eeuwigheid. Dat benadrukt de ernst van geslachtsgemeenschap en het scheppen van menselijk leven via alternatieve methoden (zoals ivf). Sinds de seksuele revolutie en de ontwikkeling van betere anticonceptie is deze notie van heiligheid van seksualiteit grotendeels verloren gegaan. Gemeenschap zonder huwelijk is zich gewoonlijk niet bewust van dit sacrale aspect van seksualiteit.
Deze ontwikkeling had een prijs die ook in de 21ste eeuw zichtbaar tot uiting komt in populaire tijdschriften en vragenrubrieken op websites. Seksualiteit blijkt in de praktijk toch zodanig intiem dat het vooral bij meisjes blijvende schade kan veroorzaken als die plaatsvindt buiten de zekerheid van de huwelijkse staat en de bedoelde verwekking van een nieuw mensenkind in haar lichaam. Als relaties onverhoopt niet standhouden, of het door overlijden niet tot een huwelijk komt, dan kan dat allerlei ongewenste psychologische gevolgen hebben. Voor mannen kan het feit dat hun vrouw ooit seksueel contact met een ander heeft gehad zeer traumatisch zijn. Dat blijkt niet alleen uit de antwoordrubrieken van damesbladen, maar ook uit websites als Refoweb (Stam-van de Beek 2022). Ook populairwetenschappelijke tijdschriften als het psychologieblad Quest bevestigen dit. Psychologisch onderzoek laat zien dat je door geslachtsgemeenschap te hebben voor het huwelijk uiteindelijk slechter af bent. Onderzoek onder 600 stellen liet zien dat degenen die langer wachtten voor ze met elkaar naar bed gingen later een kwalitatief betere relatie en stabieler huwelijk hadden. ‘De onderzoekers denken dat dit komt doordat mensen zonder de verleiding van seks en lust, objectiever kunnen beoordelen of iemand een geschikte partner voor ze is’ (Simons & Van der Fluit 2021). Psychotherapeuten benadrukken ook steeds meer het belang van verbinding en commitment als voorwaarden voor seksuele gemeenschap (Osendarp 2021). Neurologisch en endocrinologisch wetenschappelijk onderzoek laat zien dat de mens hormonaal en wat hersenactiviteit betreft ingesteld is op monogame relaties (Scheele et al. 2012:16074 –16079).
Traditionele huwelijksmoraal en onderzoeksvraag
In de Schrift is het huwelijk in de eerste plaats een familieaangelegenheid. Het huwelijk is een plechtige overeenkomst met een openbaar element die aan seksuele gemeenschap voorafgaat. Dat blijkt uit diverse wetten met regels voor het geval het is misgegaan en er seksuele gemeenschap heeft plaatsgevonden zonder dat deze overeenkomst bestond (bv. Lev 18–20). Ook andere passages (bv. Deut 22) benadrukken de ernst en noodzaak van een gesloten huwelijk als voorwaarde voor seksuele gemeenschap. Zelfs wanneer seksuele gemeenschap plaatsvindt met wederzijdse instemming, zonder die openbare commitment vooraf, staat daarop de doodstraf. De Mozaïsche wetgeving stelt dat een meisjes dat door eigen schuld geen maagd is als ze trouwt, en eerst met iemand anders gemeenschap gehad heeft, de doodstraf verdient (Deut 22:17–27). Alle rechten die aan zo’n huwelijk ontleend waren, werden ongeldig en het huwelijk mocht voor het tot seksuele gemeenschap kwam, nietig worden verklaard. Dat het de doodstraf waard was, betekent niet dat deze ook altijd werd uitgevoerd. Niettemin maakt de OT-wetgeving duidelijk dat een meisje dat geen maagd meer was (omdat ze met een andere jongen dan haar man naar bed gegaan was voor het aangaan van een huwelijk), grote schande over zichzelf en haar familie bracht. Dat ook voorhuwelijkse geslachtsgemeenschap tussen een man en een meisje dat nog vrij is, niet naar Gods bedoeling geacht wordt, blijkt uit Exodus 22:16 en Deuteronomium 22:28–29. Dit voorechtelijk geslachtsverkeer wordt bestraft met een boete aan de vader en de verplichting om onmiddellijk te trouwen en altijd bij elkaar te blijven. (Die regel kan samenhangen met de extra kwetsbaarheid van een huwelijk in die omstandigheden. Vgl. de studie van Kahn & London 1991, die laten zien dat alle voorhuwelijks geslachtsverkeer een groter risico op echtscheiding geeft.)
Geslachtsgemeenschap zonder blijvend openbaar commitment of belofte van trouw, mocht dus niet en waar dit wel gebeurde, moest dit commitment alsnog onmiddellijk plaatsvinden. Deze Joodse visie stempelde ook het christendom van de afgelopen tweeduizend jaar. Zowel de Oosterse als de Westerse Kerk veroordeelden seksuele gemeenschap zonder vaste formele verbintenis1 als een ernstige zonde die mensen metterdaad laat breken met de gemeenschap met God en zijn kerk. Dat werd zichtbaar in een praktijk van biecht en schuldbelijdenis. Tot in de twintigste eeuw vereisten veel protestantse kerken openbare schuldbelijdenis bij een ‘gedwongen’ huwelijk. Dat was niet omdat de bruid zwanger was geraakt, maar omdat het paar op de seksuele gemeenschap die binnen het huwelijk thuishoort, had vooruitgegrepen.
De vraag is of de ethische evaluatie van de Mozaïsche wetgeving en de kerk op zichzelf staat en slechts argumentatiekracht heeft op grond van bijzondere Godsopenbaring, of dat het bij dit onderwerp om meer gaat. Kan vanuit de wijze waarop het menselijk leven psychologisch, sociaal en maatschappelijk functioneert afgeleid worden dat het bij seksualiteit zonder blijvend commitment, vooraf naar familie en de samenleving, gaat om een verschijnsel dat de mens niet tot zijn recht laat komen, of zelfs schadelijk is?
Dit artikel onderzoekt op basis van recente vakliteratuur de legitimiteit van de stelling dat seksuele gemeenschap zonder formeel levenslang commitment de mens niet tot zijn recht laat komen. In theologische zin gaat het daarbij om ‘natuurlijke openbaring’ en zonde gedefinieerd als ingaan tegen of het missen van Gods bedoeling.
Probleem: Huwelijk onder druk
Wie de vraag naar de geoorloofdheid van geslachtsgemeenschap voor het huwelijk stelt, laat zien dat het huwelijk in zijn denken een fundamentele en maatgevende rol speelt. Zo iemand ziet het huwelijk als normatief. Dat was het maatschappelijk gesproken in de westerse wereld tot ver in de twintigste eeuw. Sindsdien staat die normativiteit onder druk, niet alleen in het westen, maar in mindere mate ook elders in de wereld. Dat komt mede door de culturele invloed en de economische slagkracht van neoliberale landen. Uit onderzoek van Cornell University blijkt:
The golden era of the family, as described by Goode (1963) more than 50 years ago, when marriage was regarded as a fundamental building block in society, is less dominant today in most Western societies. It even is being reshaped in more traditional societies. The cultural hegemony of the traditional family, with marriage as a centerpiece, is over. Complexity, diversity, and heterogeneity are ascendant, a fact officially recognized by the Journal of Marriage and Family when in 2004 it replaced ‘The Family’ with just ‘Family’ in its title. (Sassler & Lichter 2020:52)
Het feit dat in onze tijd de vraag gesteld wordt of seksuele gemeenschap ook niet buiten het huwelijk kan of in anticipatie daarvan, hangt samen met de onderliggende vraag: hoe normatief en belangrijk is het al dan niet aangaan van een huwelijk voor mijn seksuele gedrag? Hoe minder duidelijk de norm, des te vager worden de grenzen. Het huwelijk is maatschappelijk nog steeds normatief en zelfs samenwonen heeft gewoonlijk een vorm van monogamie als norm of ideaal. Echter, door de opkomst van een meer consumptieve visie op seksualiteit vanaf de jaren zestig en de bevordering daarvan in (pop)muziek en literatuur, werd geslachtsgemeenschap losgemaakt van blijvende verantwoordelijkheid. Echtscheiding werd maatschappelijke aanvaardbaar en sinds de introductie van het zogenoemde ‘homohuwelijk’ is de normatieve functie van het huwelijk in de oude zin voor seksueel gedrag sterk afgenomen.
Verschoven seksuele praktijk
Dat blijkt in de praktijk. In de afgelopen eeuw vond een dramatische ommekeer plaats in de westerse wereld op het gebied van seksualiteit en van wat seksuele gemeenschap legitimeert. Romantiek en verliefdheid gingen functioneren als fundamentele factor in relatievorming. Dat is reeds zichtbaar in de romans en blijspelen van de negentiende eeuw en ‘true love’ is een leidend motief in veel moderne literatuur (en films). In de twintigste eeuw werd naast de romantische rechtvaardiging van relaties ook de terughoudendheid op het gebied van seksuele omgang verbroken.
McAlister (2020) zette de veranderde houding ten opzichte van het bewaren van maagdelijkheid tot het huwelijk op een rijtje in haar boek The consummate virgin: Female virginity loss and love in Anglophone popular literatures:
If we were to isolate the most important shift in the sexual politics of virginity loss in Anglophone cultures in the West in the last hundred years, the answer would surely have to be the rise of the paradigm of compulsory demisexuality.2 The idea that romantic love, instead of marriage, functions to make sex legitimate or appropriate for women, has brought with it several changes. (p. 243)
McAlister onderscheidt voor de Angelsaksische wereld drie fasen waarbij het opgeven van maagdelijkheid eerst bespreekbaar en vervolgens genormaliseerd werd in de literatuur. In de romans die vanaf het begin van de twintigste eeuw verschenen werd voor het eerst romantische liefde normatief voor relatievorming (McAlister 2020:174–183). Andere auteurs signaleren dat in deze fase de nadruk verschuift van voortplanting naar het genot dat man en vrouw door seksuele gemeenschap ervaren (bv. Fisher 2011:196). In boeken die in die tijd over het huwelijk verschijnen zijn het gevoel en de ervaring normatief. Hoewel dit nog grotendeels binnen de aanvaarde context van het huwelijk plaatsvindt, zien we dus een toenemende normatieve rol voor het gevoel in het denken over seksualiteit.
Vanaf eind jaren zestig tot het eind van de twintigste eeuw wordt het opgeven van maagdelijkheid voor het huwelijk in de literatuur enerzijds genormaliseerd, anderzijds nog gezien als het toegeven aan verleiding. Publiek gold nog de maatstaf dat dit onfatsoenlijk was. Veel van de literatuur moedigt aan om voor het gevoel te gaan en tegen de burgerlijk moraal in te kiezen voor ‘liefde’ (McAlister 2020:192–204).
Seks zonder zwangerschap
Interessant is het dat juist economen op grond van kwantitatief onderzoek een oorzakelijk verband zien tussen de ontwikkeling van de kwaliteit en effectiviteit van anticonceptieve middelen en de afname van het aantal gesloten huwelijken. Economen van het National Bureau of Economic Research publiceerden daarover een belangrijke studie (Greenwood, Guner & Kopecky 2020). De beschikbaarheid van voorbehoedmiddelen werkte volgens hen faciliterend en rationaliserend voor het niet langer volgen van de oude idealen over maagdelijkheid. Een nieuwe hermeneutiek rationaliseerde immers doelmatig dat het oude verbod gold omdat je van seksuele gemeenschap kinderen kon krijgen. Als dat niet meer een gevolg was, zou het verbod niet gelden. Op die manier werd de oude moraal weggeredeneerd. Daarbij werd voorbijgegaan aan de context van traditionele verboden tot buitenhuwelijkse seks, zoals in de Mozaïsche wetgeving. Bij deze wetten gaat het om strafbaarheid van de seksuele daad. In geval van een andere seksuele partner is dat de doodstraf, bij het vooruitgrijpen op het huwelijk was dat een boete en plicht om te trouwen. Zwangerschap wordt niet eens genoemd als factor. Hoewel in latere toepassing van deze regels de doodstraf zelden is toegepast, blijft het verbod onverkort van kracht in Rabbijnse literatuur (Satlow 2020:182). De zaak blijft als zodanig moreel verwerpelijk.
Door de verbetering van voorbehoedmiddelen is echter in westerse samenlevingen een hermeneutische wissel omgegaan, waarbij de verwerpelijkheid van seksuele gemeenschap zonder huwelijk afhankelijk werd gemaakt van gevolgen. Het gaat daarom bij deze nieuwe hermeneutiek (‘Het mocht niet omdat het tot zwangerschap kon leiden, maar nu het dat niet doet, is de regel niet meer van toepassing’) niet om een andere strafmaat, maar om een breuk met de oude moraal, niet om een hogere en ten diepste in de regel zelf bedoelde interpretatie ervan.
Het onderzoek van het National Bureau of Economic Research maakt duidelijk hoezeer de huidige Amerikaanse praktijk in schril contrast staat met die van vroeger en met die van Afrikaanse en Aziatische landen in deze tijd. Terwijl de anticonceptie steeds effectiever werd, werden er toch steeds meer kinderen buiten het huwelijk geboren:
Never-married women are much more sexually active today than in yesteryear. The percentage of 20-year-old women experiencing premarital sex rose precipitously over the course of the 20th century. Only 8 percent of women born around 1900 had premarital sex before age 20, compared with 76 percent born between 1978 and 88. Furthermore, the circa 1900 cohort of women had around 2.8 sexual partners before marriage, including their husbands, while the 1959–1968 cohort had 7.0 partners. (Greenwood et al. 2020:6)
De onderzoekers concluderen dat voorbehoedmiddelen geleid hebben tot minder commitment bij het aangaan van relaties en het uitstellen of afstellen van een huwelijksband. De vele statistieken en economische formules samengevat: als geslachtsgemeenschap geen kinderen tot gevolg heeft, leidt dit tot een vrijblijvende kijk op seksuele omgang. Die houding werd sterker naarmate de voorbehoedmiddelen betrouwbaarder werden. Waar voorbehoedmiddelen rond 1900 gemiddeld nog zeven van de tien keer onbetrouwbaar bleken, steeg de betrouwbaarheid naar ongeveer vijftig procent in de jaren zeventig en tot negentig procent in 2018 (Greenwood et al. 2020:33).
Nu seksualiteit buiten het huwelijk los van zwangerschap verkrijgbaar was, ‘mocht’ het. Hierbij werden heel veel andere overwegingen genegeerd en werd het doelmatige losgemaakt van de levensbeschouwelijke, psychologische en maatschappelijke context. De 21ste eeuw zien de genoemde economen als de periode van ‘virgin sacrifice’, waarbij het schaamtevolle element van het verlies van maagdelijkheid verdwenen is. Hoewel er nog steeds een bepaalde angst heerst – archetypes van duizenden jaren beschaving blijven van invloed – wordt maagdelijkheid zelfs negatief geprojecteerd als afstandelijk en gebrek aan ervaring. De literatuur reflecteert ook een onrealistisch geloof dat hoewel het verlies van maagdelijkheid buiten het huwelijk niet goed kan voelen, het als deel van emancipatie toch een moreel neutrale daad zou zijn op den duur voor vrouwen netto genot oplevert (McAlister 2020:205–207).
Van biologisch naar romantisch ideaal
Samengevat, de westerse samenleving kijkt anders naar seksualiteit en relatievorming dan vroeger. Waar men aanvankelijk uitging van een objectieve norm of ideaal dat biologisch verankerd was – lichamelijke maagdelijkheid voor het huwelijk – werd in de afgelopen honderd jaar het gevoel steeds meer uitgangspunt. Eerst gebeurde dat nog in wisselwerking met de oude moraal, maar uiteindelijk werd het gevoel dusdanig normatief dat een ervaren emotionele band tussen ‘consenting adults’ de nieuwe norm werd. Het oude begrip van maagdelijkheid wordt als irrelevant gezien of het woord krijgt een nieuwe inhoud die met biologische maagdelijkheid niets of weinig meer te maken heeft (McAlister 2020:248). McAlister staat zelf in die traditie en spreekt van ‘consumate virgin’ als het nieuwe ideaal.
Eigenlijk verwijst dit naar een vrouw die zich niet laat hinderen door haar verlies van biologische maagdelijkheid, maar uiteindelijk verkiest om alleen seksuele omgang te hebben met iemand waarmee ze een vertrouwde emotionele band heeft (ook wel ‘demiseksualiteit’ genoemd, zie voetnoot 2).
De medische feiten
Medisch onderzoek laat zien dat het om gezondheidsredenen voor adolescenten veel beter is om seksuele activiteit uit te stellen tot het huwelijk: ‘delaying sexual activity until marriage reduces the spread of HIV/AIDS and various sexually transmitted infections (STI)’ (Akibu et al. 2017:1). Een pan-Afrikaans onderzoek geeft aan dat ruim vijftig procent van de jongeren boven de negentien jaar op dat continent seksueel actief is zonder getrouwd te zijn. Hogere opleiding en het kijken van pornografisch materiaal zijn drempelverlagende factoren:
In summary, the study has revealed that more than half of the participants were sexually active. Being male, watching pornography and high academic performance were factors associated with practice of premarital sexual intercourse. Therefore, Institute of Medicine and health’s science, gender office and HIV resource center has to organize different programs targeted at bringing behavioral change to minimize the prevailing prevalence of premarital sexual practice as well as its common consequences. (Akibu et al. 2017:5)
Op universiteiten worden jongeren blootgesteld aan een liberale kijk op het leven waarbij het overschrijden van traditionele normen gerationaliseerd wordt of als wenselijk wordt voorgesteld. Pornografie werkt drempelverlagend voor promiscue gedrag, en maakt kwetsbaar. Zo werkt het in de praktijk volgens wetenschappelijk onderzoek in Afrika en Azië. Dit kan theologisch geduid worden als een vorm van natuurlijke openbaring.3 Het is daarbij interessant dat het Pan African Medical Journal niet concludeert dat dit de prijs is die we bereid moeten zijn te betalen, maar actie onderneemt om daadwerkelijk dit risicogedrag dat de auteurs als ongezond beschouwen te verminderen.
Wanneer we de blik vervolgens verplaatsen van Afrika naar Azië, zien we dat op dit laatste continent diepgaand onderzoek is gedaan naar andere risicofactoren bij seksueel gedrag van jongeren die niet getrouwd zijn. Het percentage van seks voor het huwelijk ligt in Oost-Azië aanmerkelijk lager dan in Afrika – ongeveer twintig procent in de onderzochte groep van universitaire studenten. Dit percentage ervaart men als een probleem, want het is een toename met een kwart in vergelijking met jongeren die voor 2005 hun middelbare-school diploma haalden. ‘These behaviors increase an individual’s subsequent mental and physical health risks to some degree’ (Chiao, Yi & Ksobiech 2012:1). Medische wetenschappers en sociologen uit Taiwan onderzochten de relatie tussen seksualiteit voor het huwelijk en alcoholgebruik en roken als mogelijke risicofactoren:
Whereas group differences show higher proportions of cigarette and alcohol use among the youth who engaged in premarital sex than those who were sexually abstinent for both sexes, the multivariate analysis in the sexually abstinent group further indicates that two years later, adolescent cigarette smoking decreased as a predictor of subsequent premarital sex for females, while the effect of alcohol use remained a significant predictor of premarital sex. (Chiao et al. 2012:9)
Hoewel er dus een correlatie is tussen jongeren die roken en seksualiteit voor het huwelijk, is dit mogelijk een indirect verband. Roken kan een symptoom zijn van een onzekere en gespannen geestesgesteldheid die met name meisjes kwetsbaar maakt om toe te geven aan grensoverschrijdend seksueel gedrag. Het causale verband tussen alcoholgebruik en een drempelverlagende werking ten aanzien van geslachtsgemeenschap is echter direct. Deze staat dusdanig vast dat de onderzoekers suggesties doen voor programma’s voor studenten om drinken te verminderen. Ook stelt men voor om positieve voorlichting over intieme relaties te geven op de middelbare school om zo te voorkomen dat jongeren seksueel actief raken als ze op de universiteit komen.
Het verband tussen alcoholgebruik en seksualiteit voor het huwelijk blijkt ook uit recent Afrikaans medisch onderzoek. Drankgebruik onder jongeren op de middelbare school verviervoudigt de kans op seksuele omgang voor het huwelijk (Biratu et al. 2022:1). Ook in Afrika wordt dit niet gezien als iets positiefs, maar benoemen de wetenschappers seksualiteit buiten het huwelijk als risicogedrag, ook wanneer het plaatsvindt met een vaste vriend of vriendin. ‘Being male in sex, urban residence, having boy/girlfriends, and drinking alcohol were found to affect adolescent students’ premarital sexual practice’ (Biratu et al. 2022:9).
Daaruit blijkt ook een praktische wijsheid. Als je geen verkering aangaat voor je maatschappelijk gereed bent om te trouwen, kom je veel minder in verleiding om seksueel actief te raken. Als je echter de gelegenheid schept en je denken kwetsbaar hebt gemaakt door pornografie, schep je ruimte voor verleiding in je leven. Als je dan je morele weerstand verlaagt door alcoholgebruik en ook nog in een omgeving verkeert waar promiscuïteit relatief normaal is, zorgen al deze drempelverlagingen in hun combinatie voor een hoog risico.
Meer dan seksuele gemeenschap
Bovenstaande gegevens laten zien dat buiten het westen op een ingrijpend andere wijze gekeken wordt naar de vraagstelling van dit artikel. Elders in de wereld worden veel meer de context en het verband van individuele acties met de rest van de samenleving verdisconteerd. Vanuit een westerse context is het bovendien belangrijk om vast te stellen dat op andere continenten seksueel verkeer voor het huwelijk gewoonlijk niet gezien wordt als een verworvenheid of recht. In met name Afrika zijn er, getuige de voorgaande medische artikelen, wetenschappers die geslachtsgemeenschap buiten het huwelijk duiden als een ongezond, psychologisch ontwrichtend en maatschappelijk onwenselijk verschijnsel. De historisch-culturele context is dan ook anders dan in de westerse wereld. In Afrikaanse landen is het geenszins abnormaal om meisjes voor hun huwelijk te testen op maagdelijkheid (Chisale & Byrne 2018:371). Zelfs in een relatief westers land als Zuid-Afrika zijn er speciale studiebeurzen die maagdelijkheid vereisen. Daarbij botst de liberale benadering van seksualiteit als mensenrecht met de traditionele Afrikaanse overtuiging dat geslachtsgemeenschap een daad is die niet losgemaakt mag worden van familie- en samenlevingsverbanden. De discussie daar is zelfs niet zozeer of er beurzen mogen zijn waarvoor slechts maagdelijke studenten in aanmerking komen, maar of maagdelijkheidstesten als zodanig niet de waardigheid van de vrouw aantasten omdat daarbij de geslachtsdelen van een meisje worden blootgesteld (Chisale & Byrne 2018:379–380). Dat is een geheel andere benadering dan de westerse waarbij het eigen ik en behoeftenbevrediging centraal staan. Ook daar zijn tegengeluiden te vernemen, zoals in de populaire romans van Michel Houellebecq (bv. Extension du domaine de la lutte, [1994] 1999). De data veranderen niet per cultuur. Ook een diepgaande studie van de American Psychological Association waarschuwt dat geslachtsgemeenschap zonder commitment ‘has been associated with a variety of mental health factors’ (Garcia et al. 2012:169; vgl. Lara & Abdo 2016:417).
De filosofische beredenering
Uit de natuur kun je afleiden hoe iets bedoeld is, en uit maatschappelijke observatie hoe dat het best gestalte kan krijgen. De oude Griekse filosoof Pythagoras, bekend vanwege zijn wiskundige stelling, en diens volgelingen kwamen daarom reeds tot onomwonden conclusies. Hun school, ook wel die van het ‘procreationisme’ genoemd, vindt dat alle menselijke seksuele activiteit die tot zaadlozing leidt, maar in het bijzonder de geslachtsgemeenschap, alleen maar toegestaan is als ingetogen activiteit binnen het huwelijk die voortplanting op het oog heeft (Gaca 2000:131). De pythagoreeën zagen menselijk zaad als een heilige drager van leven.4 Door middel van geslachtsgemeenschap kreeg een onsterfelijke ziel een lichaam: een heilig proces waarbij dierlijke ongeregeldheid geenszins paste. Buitenhuwelijkse en ongebonden seksualiteit was niet alleen slecht voor de betrokkenen, maar ook voor een samenleving. Latere denkers in deze school, zoals Seneca, verbinden het ook met eugenetica, en pleiten voor terughoudendheid op latere leeftijd om gehandicapte kinderen te voorkomen. Die gedachte treft men ook bij Plato. Hoewel deze filosoof geen strikte procreationist was, schreef hij duidelijke taal in zijn Nomoi (over de wetten, het laatste hoofdstuk van zijn Dialogen) en zijn Republiek. Seksuele relaties mogen van hem alleen plaatsvinden met een voortplantingsdoel binnen de stabiliteit en het samenlevingscommitment van een huwelijk. Het is een gedachte die breed leefde in de oudheid. Het was de norm. We komen die ook tegen bij de Joodse denker Philo van Alexandrië en bij de kerkvader Clemens uit dezelfde plaats (Gaca 2000:114; vgl. Philo Decal. 119, Praem. 109–10, Spec. 3.32–33, 39–40; Clem. Al. Strom. 2.135, 3.24, 3.58, 3.71–72, 3.86, Paed. 2.92, 2.95).
Zoals dat geldt voor alle normen door de eeuwen heen, betekende dit overigens niet dat de antieke samenleving altijd naar de maatstaf van deze denkers leefde. Toch werkte de normativiteit ervan wel regulerend en beschermend. Het ging erom dat kinderen als voortzetting van het menselijk geslacht een maximale kans kregen in een stabiele omgeving. Deze was in de oudheid ook in andere opzichten daar helemaal op ingesteld. Vrouwen hadden daarom geen rol in het publieke leven. Binnen het jodendom van die tijd was het niet veel anders gesteld, al had dit mogelijk een bijkomende religieuze motivering. Niet alleen veiligheid en geborgenheid, maar ook godsdienstige bescherming en trouw speelden hierbij een rol:
Consequently, within biblical monolatry there is a very strong pull toward the norm that girls and women should stay on the inside of the Lord’s community, where they are ostensibly both protected and protective by copulating, procreating, and raising children strictly for the Lord, and not for any competing goddesses or gods in the vicinity. Given the testamental bond, this is the sine qua non condition to keep their children, their people, and themselves safe from conquering armies and marauders. This idea is very powerful in its appeal to the desire to nurture and keep loved ones out of danger. (Gaca 2014:562)
Verliefdheid gaat voorbij
De natuurlijke werkelijkheid laat zien dat het belangrijk is om op de juiste manier om te gaan met seksuele gevoelens. Het is iets speciaals dat je identiteit en wezen raakt. Wie niet op die manier daarmee omgaat, vraagt om problemen of schept die voor anderen. Psychologen laten zien dat als je de ernst van seksueel handelen niet beseft en verzuimt om dat te onderkennen, dit later in je leven negatieve gevolgen kan hebben. Busby e.a. concluderen over seksualiteit bij duurzame relaties: ‘Those who are able to sustain sexual quality in their relationship may have a particular passion and investment in sexuality from the beginning (Busby et al. 2019:734).
Verliefdheid gaat gemiddeld binnen drie tot zes maanden voorbij. Het valt biologisch gewoon ook niet veel langer vol te houden, zo laten de onderzoeken zien. Seksuele beleving en de kwaliteit daarvan op de lange termijn is veel meer dan een mechanisch proces:
There are particularly strong social, cultural, and other values relating to most appetitive passions that may inhibit the expression of these passions and interfere with the quality of relationships. While most people have some degree of innate sexual drive or interest, these motivations may not be able to be expressed in ways that strengthen into a harmonious passion when social mores indicate that the drives are unhealthy, immoral, or unworthy of expression. (Busby et al. 2019:744)
Seksuele drang staat niet op zichzelf, maar heeft een dienende functie. Voor het goed functioneren daarvan is het belangrijk om het in harmonie te laten zijn met de rest van je leven en levensbeschouwing (vgl. Busby et al. 2019:746–747).
Voorhuwelijkse seks beschadigt
Seks voor het huwelijk beschadigt je vermogen om goede relaties van lange en duurzame kwaliteit aan te gaan. Vooral wanneer er sprake was van andere partners dan degene waarmee men trouwt, geeft dit een verhoogde kans op een problematisch huwelijk. Voor de wetenschap staat het al meer dan dertig jaar vast dat voorhuwelijkse seks en de kans op echtscheiding samenhangen. In 1991 bleek reeds in algemene zin dat vrouwen die seksueel contact hadden voor het huwelijk een groter risico op echtscheiding liepen (Kahn & London 1991). Al vrij snel daarna werd aangetoond dat de kans op het mislukken van het huwelijk nog veel groter wordt, wanneer er meerdere partners voor het huwelijk waren (Teachman 2003). Als partners nooit gemeenschap met elkaar of iemand anders hebben gehad voor het huwelijk is de kans dat het huwelijk levenslang standhoudt veel groter. Wie met iemand anders naar bed is geweest voor hij trouwde, heeft een zeventig procent grotere kans dat zijn huwelijk eindigt in echtscheiding (Smith & Wolfinger 2021). Sommige geleerden zien voorhuwelijks geslachtsverkeer als een indicator van lage godsdienstige en morele waarden; anderen zeggen juist weer dat de ervaring van voorhuwelijkse seks als zodanig leidt tot een lagere standaard. Vermoedelijk is hier sprake van een interactie en wederzijdse versterking, waarmee beide een deel van de verklaring zijn.
Vooral seks voor het achttiende levensjaar is bijzonder onverstandig voor wie uit is op een levenslang huwelijk:
A higher proportion of women who had first sexual intercourse before the age of 18 experienced marital dissolution. Nearly 31% and 47% of ever-married women who experienced adolescent sexual debut had their marriages dissolve within 5 and 10 years, respectively. The corresponding percentages for women who delayed sex until adulthood are far lower at 15% and 27%, respectively. (Paik 2011:479)
Vooral bij vrouwen die onder druk toegaven aan seksuele gemeenschap, omdat ze bang waren hun vriend te verliezen, is zowel een directe als indirecte samenhang met echtscheiding later in het leven aangetoond (Paik 2011:484).
Dit is een wezenlijk probleem, met name voor de westerse samenleving na de seksuele revolutie van de jaren zestig van de twintigste eeuw. In Amerika menen sommige sociologen dat het percentage van mensen dat seks voor het huwelijk heeft mogelijk zo hoog als negentig procent kan liggen. Daarbij betreft het dikwijls seks met een andere persoon dan de uiteindelijke huwelijkspartner. Ook is het zorgelijk dat het aantal voorhuwelijkse partners van meisjes deze eeuw is toegenomen (zie voor deze statistieken Smith & Wolfinger 2021:1). Aangezien dit gedragspatroon bewezen ingrijpende gevolgen heeft voor de aard, kwaliteit en duurzaamheid van het huwelijk in de samenleving, laat zich raden wat de psychosociale implicaties en de economische tol hiervan zijn.
Bewust de ogen sluiten
Op het ogenblik houdt de wetenschap zich niet eens meer bezig met de vraag of voorhuwelijks geslachtverkeer schadelijk is voor de duurzaamheid van het huwelijk, want dat staat wel vast. Voor velen is het echter de normale prijs geworden die men moet betalen. Ontkennen van de feiten werkt niet, want die zijn duidelijk. Derhalve verschijnen er talloze artikelen die doen of het allemaal niet erg is – ieder mag immers leven hoe hij zelf wil – en vervolgens concentreren op de technische kwaliteit van seks die volgens hen beter wordt als je met meerdere partners ‘oefent’. Daarbij wordt niet gezien op maatschappelijk en psychologisch welzijn, maar op de kwaliteit van een momentele genotservaring in de individuele beleving.
Voor christenen en anderen die hechten aan relatieduurzaamheid, het heilig karakter van seksuele gemeenschap en maatschappelijke geborgenheid van kinderen, ligt dat anders. Wie uit levensbeschouwelijk oogpunt gelooft in monogamie, en seksualiteit ziet als iets heiligs omdat het dient als doorgever van leven, zal zich altijd willen blijven afvragen of zijn gedrag dit doel dient, of juist niet. Het antwoord van de wetenschap is op dat punt eenduidig: voorhuwelijkse seks ondermijnt de stabiliteit van je huwelijk.
De feiten staren ons ook in Zuid-Afrika in het gezicht:
In South Africa 64% of first marriages end up in divorce, 82% of second marriages, and 91% of a third marriage. Cohabitation seems to be a symptom of deeper problems (mainly man’s relationship with God and broken families), and these issues need urgent attention. (Möller 2013:2)
Bovendien lijkt de toegevoegde genotsbijdrage van promiscue seksuele ervaring aan latere relaties ook in technisch opzicht beperkt. Wetenschappelijk onderzoek wijst veeleer op het tegendeel:
The results, with a sample of 2654 married individuals, indicated that the number of sexual partners was associated with lower levels of sexual quality, communication, and relationship stability, providing support for the sexual restraint theory. Gender was not significantly associated with the patterns in the model but age cohorts did have different patterns. (Busby, Willoughby & Carroll 2013:706)
Omgevingsfactoren
Het is belangrijk om te beseffen dat het verband tussen het gehad hebben van meerdere seksuele partners en echtscheiding een relationeel gegeven is dat losstaat van omgevingsfactoren als godsdienstige waarden thuis:
We find no support for common explanations based on selection – the effect of premarital sex on divorce is robust to controls for beliefs and values, religious background, family relationships, personality characteristics, and mental health in adolescence. (Smith & Wolfinger 2021:2)
Het zal daarbij niet verbazen dat deelnemers aan het onderzoek met meer dan zes partners het hoogste echtscheidingspercentage vertoonden.
Natuurlijk hebben omgevingsfactoren als gezin en godsdienst wel invloed op de vraag of iemand bereid is om geslachtsgemeenschap voor het huwelijk te hebben. Daarbij vonden onderzoekers recent ook een merkwaardig verschijnsel, waarvoor nog geen bevredigende verklaring is gevonden. Er is namelijk een correlatie tussen de kuisheid van jongens en het opleidingsniveau van hun moeder. Aan de ene kant is het percentage jongens dat trouwt bij moeders met een universitair diploma lager dan bij moeders met minder opleiding. Toch stuiten de statistici op de onvermijdelijke conclusie dat jongens met een hoger opgeleide moeder juist minder geslachtsgemeenschap voor het huwelijk hebben dan andere jongens. Dat is opmerkelijk, want voor meisjes maakt het opleidingsniveau van hun moeder geen verschil voor het bewaren van maagdelijkheid voor het huwelijk:
It is worth repeating that this effect holds only for male survey respondents. The reason for this appears to be the fact that maternal education has virtually no effect on whether female NLSY975 respondents remain virgins by time of the 2015 survey. (Wolfinger & Perry 2022:24)
Mogelijk leidt een hoger opgeleide moeder bij hun zonen tot meer respect voor vrouwen in het algemeen, maar nader onderzoek moet dat nog uitwijzen.
Maatschappelijk effect
Dit alles heeft niet slechts gevolgen voor de betrokken personen. Het heeft ook maatschappelijk effect en raakt de hechtheid van de samenleving en het gezinsleven. Dat is vervolgens weer bepalend voor de omstandigheden waarin nieuwe geslachten opgroeien. Zelfs wetenschappelijk onderzoek dat uitgaat van liberale en feministische waarden laat zien dat het vaststaat dat ongeveer iedereen, behalve de allerrijksten, slechter af is.
De Universiteit van Cambridge publiceerde daarover een indringend boek: Unequal family lives: Causes and consequences in Europe and the Americas (Cahn et al. 2018). De westerse samenleving heeft de afgelopen zestig jaar door de seksuele revolutie belangrijke veranderingen ondergaan die de stabiliteit van het gezinsleven ernstig ondermijnd hebben. De auteurs zijn hoogleraar bij seculiere universiteiten en hebben verschillende godsdienstige en maatschappelijke achtergronden. Toch komen ze met de gezamenlijke waarschuwing dat buitenhuwelijkse seksualiteit (samenwonen ingesloten) feitelijk gerelateerd is aan maatschappelijke instabiliteit, en dat mensen met een modaal of lager inkomen zich die het minst kunnen veroorloven:
The increase in family instability has not affected the well off to the same extent as the middle-class and low-income families, particularly in the countries that have experienced the sharpest increases in nonmarital births and cohabitation. While the class-based divergences are not universal (Garriga and Berta, Chapter 6), such differences are widespread and there is a shared concern that family change may exacerbate economic inequality (Wilcox and Price, Chapter 8). (Cahn et al. 2018:265)
De onderzoekers willen bewust geen waardeoordeel geven over het gedrag als zodanig, maar ze willen het verschijnsel en de feiten wel bespreekbaar maken, zowel de oorzaken als de gevolgen van de ondermijning van het gezinsleven. Sommige van de auteurs zien de oplossing in het opnieuw centraal stellen van het huwelijk; anderen menen dat het gaat om legitieme bevrijding, maar zien het probleem en willen het gedrag maatschappelijk betaalbaar maken. Voor het doel van dit artikel is het voldoende om vast te stellen dat buitenhuwelijks seksueel verkeer niet slechts persoonlijke gevolgen heeft, maar ook maatschappelijke. Seksueel gedrag raakt niet alleen de direct betrokkenen, maar ook de samenleving en volgende generaties.
Slotreflectie
De vraag of de ethische beoordeling van seksuele relaties in de Mozaïsche wetgeving en de kerk op zichzelf staat en slechts argumentatiekracht heeft op grond van bijzondere Godsopenbaring, moet ontkennend worden beantwoord. Recent onderzoek naar de sociale, maatschappelijke en psychologische gevolgen van seksualiteit zonder blijvend commitment laat zien dat dit nadelig is voor de stabiliteit en duurzaamheid van menselijke relaties. Vanuit de theologische notie van natuurlijke of scheppingsopenbaring6 is daarom de conclusie gerechtvaardigd dat geslachtsgemeenschap voor het huwelijk ingaat tegen Gods bedoeling. Confessioneel gesproken, is dit meer dan een utilistische conclusie. Het gaat immers om meer dan een vaststelling voor mensen die geïnteresseerd zijn in een langdurige en stabiele relatie. Het gaat om leven in harmonie met onze Schepper en om het tot recht komen naar zijn bedoeling. Dit heeft ook horizontale implicaties. Juist op het intieme terrein van seksualiteit is de mens en zijn naaste kwetsbaar. Gods spelregels voor seksualiteit laten het menselijk leven opbloeien terwijl overtreding ervan leidt tot problemen in de intermenselijke verhoudingen. Ook het recente wetenschappelijk onderzoek uit sociologische en economische vakgebieden laat zien dat dit feiten zijn die ook zonder de Bijbel kenbaar zijn. In hoeverre deze praktische noties indertijd een rol gespeeld hebben bij het tot stand komen van de Mozaïsche wetgeving en latere kerkelijke overtuigingen, vraagt om nader onderzoek.
Erkenning
Tegenstrijdige belangen
De auteur heeft verklaard dat er geen concurrerend belang bestaat (affiliaties NWU Potchefstroom, VU Amsterdam, HHK Nederlands Hervormde Kerk, Bijbels Beraad M/V).
Auteursbijdragen
Ik verklaar dat ik de enige auteur ben van dit onderzoeksartikel.
Ethische overwegingen
Dit artikel hield zich aan al de ethische normen voor wetenschappelijk onderzoek zonder rechtstreeks contact met mensen.
Fondseninformatie
De auteur hebben geen specifieke subsidie ontvangen van een financieringsinstantie in de publieke, commerciële of non-profit sector.
Beschikbaarheid van data
Het delen van gegevens is niet van toepassing op dit artikel omdat er geen nieuwe gegevens zijn gemaakt of geanalyseerd in dit onderzoek.
Vrijwaring
De meningen in dit artikel zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs het officiële beleid van de instellingen waaraan de auteur zijn verbonden.
Bibliografie
Akibu, M., Gebresellasie, F., Zekarias, F. & Tsegaye, W., 2017, ‘Premarital sexual practice and its predictors among university students: Institution based cross sectional study’, Pan African Medical Journal 28(234), 1–11. https://doi.org/10.11604/pamj.2017.28.234.12125
Biratu, B., Garoma, S., Getachew, M. & Desalegn, M., 2022, ‘Drinking alcohol raises the chance of premarital sex by four folds among secondary school adolescent students in Jima Arjo, Southwestern Ethiopia, 2018: A school‑based cross‑sectional study’, Contraception and Reproductive Medicine 7(4), 1–9. https://doi.org/10.1186/s40834-022-00171-2
Busby, D.M., Chiu, H., Leonhardt, N.D. & Iliff, E., 2019, ‘Sexual passion in committed relationships: Measurement and conceptual issues’, Family Process 58(3), 734–748. https://doi.org/10.1111/famp.12385
Busby, D.M., Willoughby, B.J. & Carroll, J.S., 2013, ‘Sowing wild oats: Valuable experience or a field full of weeds?’, Personal Relationships 20(2013), 706–718. https://doi.org/10.1111/pere.12009
Cahn, N.R., Carbone, J., DeRose, L.F. & Wilcox, W.B., 2018, Unequal family lives: Causes and consequences in Europe and the Americas, Cambridge University Press, Cambridge.
Chiao, C., Yi, C.C. & Ksobiech, K., 2012, ‘Exploring the relationship between premarital sex and cigarette/alcohol use among college students in Taiwan: A cohort study’, BMC Public Health 12(527), 1–10. https://doi.org/10.1186/1471-2458-12-527
Chisale, S.S. & Byrne, D.C., 2018, ‘Feminism at the margins: The case of the virginity bursaries in South Africa’, African Identities 16(4), 371–382. https://doi.org/10.1080/14725843.2018.1439729
Fisher, K., 2011, ‘Lay back, enjoy it and shout happy England: Sexual pleasure and marital duty in Britain, 1918–60’, in K. Fisher & S. Toulalan (eds.), Bodies, sex and desire from the Renaissance to the present, pp. 181–200, Genders and sexualities in history series, Palgrave McMillan, London.
Gaca, K.L., 2000, ‘The reproductive technology of the Pythagoreans’, Classical Philology 95(2), 113–132. https://doi.org/10.1086/449480
Gaca, K.L., 2014, ‘Pre-Christian theology and sexuality’, in T.K. Hubbard (ed.), A companion to Greek and Roman sexualities, pp. 549–564, Blackwell Publishing, Oxford.
Garcia, J.R., Reiber, C., Massey, S.G. & Merriwether, A.M., 2012, ‘Sexual hookup culture: A review’, Review of General Psychology 16(2), 161–176. https://doi.org/10.1037/a0027911
Greenwood, J., Guner, N. & Kopecky, K.A., 2020, ‘The wife’s protector: A quantitative theory linking contraceptive technology with the decline in marriage’, in Handbook of historical economics, pp. 1–58, Elsevier North Holland, Amsterdam.
Haines, D., 2021, Natural theology: A biblical and historical introduction and defense, p. 3, The Davenant Press, Landrum.
Houellebecq, M., 1999, Extension du domaine de la lutte, J’Ai Lu, Paris.
Kahn, J.R., & London, K.A., 1991, ‘Premarital sex and the risk of divorce’, Journal of Marriage and Family 53(4), 845–855. https://doi.org/10.2307/352992
Lara, L.A.S. & Abdo, C.H.N., 2016, ‘Age at time of initial sexual intercourse and health of adolescent girls’, Journal of Pediatric and Adolescent Gynecology 29(5), 417–423. https://doi.org/10.1016/j.jpag.2015.11.012
McAlister, J., 2020, The consummate virgin: Female virginity loss and love in Anglophone popular literatures, Palgrave Mc Millan, Melbourne.
Möller, F.P., 2013, ‘Cohabitation and Christian faith’, In die Skriflig/In Luce Verbi 47(1), 1–9. https://doi.org/10.4102/ids.v47i1.79
Osendarp, J., 2021, ‘Zorgt de pandemie ervoor dat de ouderwetse onenightstand verdwijnt?’, Metronieuws, 11 June. https://www.metronieuws.nl/lifestyle/relates-seks/2021/06/pandemie-onenightstand/ (geraadpleegd 7/6/2023)
Paik, A., 2011, ‘Adolescent sexuality and the risk of marital dissolution’, Journal of Marriage and Family 73(2), 472–485. https://doi.org/10.1111/j.1741-3737.2010.00819.x
Sassler, S. & Lichter, D.T., 2020, ‘Cohabitation and marriage: Complexity and diversity in union-formation patterns’, Journal of Marriage and Family 82(1), 35–61. https://doi.org/10.1111/jomf.12617
Satlow, M.L., 2020, Tasting the dish: Rabbinic rhetorics of sexuality, Brown Judaic Studies, Scholars Press, Atlanta, GA. https://doi.org/10.2307/j.ctvzpv5s5
Scheele, D., Striepens, N., Güntürkün, O., Deutschländer, S., Maier, W., Kendrick, K.M. et al., 2012, ‘Oxytocin modulates social distance between males and females’, Journal of Neuroscience 32(46), 16074–16079. https://doi.org/10.1523/JNEUROSCI.2755-12.2012
Schilder, K., 1951, Kompendium der ethiek, deel I, Firma Brever, Kampen.
Simons, C. & Van der Fluit, L., 2021, ‘Is wachten met seks tot het huwelijk beter voor je relatie?’, Quest, 20 September. https://www.quest.nl/mens/psychologie/a37511284/wachten-seks-huwelijk-beter-relatie/ (geraadpleegd 7/6/2023)
Smith, L. & Wolfinger, N.H., 2021, ‘Re-examining the link between premarital sex and divorce’, SocArXiv 20(11), 1–25. https://doi.org/10.31235/osf.io/ke5fj
Stam-van de Beek, J., 2022, ‘Seks voor het huwelijk, gruwelijk en afschuwelijk’, Refoweb, 19 December. https://www.refoweb.nl/vragenrubriek/29846/seks-voor-het-huwelijk-gruwelijk-en-afschuwelijk/ (geraadpleegd 7/6/2023)
Teachman, J.D., 2003, ‘Stability across cohorts in divorce risk factors’, Demography 39(2), 331–351. https://doi.org/10.1353/dem.2002.0019
Unwin, J.D., 1934, Sex and culture, Oxford University Press, Oxford.
Wolfinger, N.H. & Perry, S.L., 2022, ‘Does a longer sexual resume affect marriage rates?’, Social Science Research 102800, 1–49. https://doi.org/10.1016/j.ssresearch.2022.102800
Voetnotas
1. Het gaat hierbij niet om de kerkelijke inzegening maar om het formele commitment. Aanvankelijk was het huwelijk geen kerkelijke aangelegenheid, maar een arrangement tussen families. Tot in de middeleeuwen vond de huwelijkssluiting en -bevestiging niet plaats in de kerk. Later bleef de kerkelijke betrokkenheid beperkt tot een zegenmoment buiten het kerkgebouw. Wel vereiste de kerk een formele regeling tussen de betrokken partijen. Trouwdiensten in de kerk zijn historisch gesproken een relatief laat verschijnsel.
2. Demiseksualiteit betekent dat iemand slechts aangetrokken voelt tot andere personen die hij of zij kent of waar men bevriend mee is. Bij demiseksualiteit gaat het niet om fysieke aantrekkingskracht, maar om een emotionele connectie. Het moet onderscheiden worden van aseksualiteit, waarbij iemand zich in het geheel niet seksueel tot anderen aangetrokken voelt.
3. Wetten en regels zijn dikwijls uitdrukking van de (on)gewenstheid van de natuurlijke gevolgen van een handelswijze. Daarmee zijn ze een formulering van de ethische structuur van het menselijk leven.
4. Dit hing waarschijnlijk samen met hun visie op de ziel die materialiseert door in een lichaam te komen en dus niet uit de overtuiging dat in het zaad eigenlijk al een minuscuul mens zat dat in de vruchtbare aarde van de moederschoot kon ontkiemen.
5. NLSY97 = National Longitudinal Survey of Youth | 1997. Dit is een database van het The U.S. Bureau of Labor Statistics, een Amerikaanse overheidsinstantie die het gedrag van jongeren analyseert.
6. In de Bijbel is Gods scheppingsbedoeling normatief, hoewel de schepping in haar huidige gestalte als vervloekt wordt geduid (vgl. Rom 1–2). De Schrift onderscheidt zondige aspecten van de natuur op dit moment (of gevolgen van de zonde zoals de dood) van het oorspronkelijke scheppingsideaal. De natuur is vanuit de traditionele Christelijk ethiek dus op een geheel andere wijze normatief dan bij het utilisme en het existentialisme van Nietzsche die de notie van zondeval en vloek niet verrekenen.
|